zondag 3 april 2022

3. HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA EN DE AARDE

 En nu komen we bij de tweede vraag: Laten we ons afvragen wat het Mysterie van Golgotha voor de Aarde betekent en wat er met de Aarde zou gebeuren als dit heilige mysterie niet had plaatsgevonden?

            Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet men eerst duidelijk weten wat de Aarde eigenlijk is. Wanneer men voor de kennis van de wereld de mens als maatstaf van alle dingen wil gebruiken, zoals de ouden plachten te doen, dan zal men tot zichzelf moeten zeggen, dat de Aarde niets anders is dan een achterlijke, omgekeerde mens, en dat de Goden van hun kant vergevorderde menselijke wezens zijn.

            Want de Aarde verlangt evenzeer naar een ware mensheid, als de Goden op deze mensheid rekenen in hun verdere ontwikkeling.

            Als een achtergebleven, omgekeerde mens heeft de Aarde een geest, een bewustzijn, dat door de huidige mens allang is overwonnen, maar dat hij bezat in de oude Saturnus-periode. Dit alomvattende Saturnusbewustzijn van de Aarde is echter afgestompt doordat zij niet meer in die staat van warmte verkeert waarin de mens vrij was om te leven, maar in een staat van kosmische vorst. Zoals nu warmte een uitdrukking is van goddelijke liefde, liefde zo krachtig dat zij ook van buitenaf kan worden waargenomen, zo is kosmische vorst een uitdrukking van Ahrimans haat. Aangezien de Aarde hierdoor in een staat van vorst is gebracht, moest zij wel ten prooi vallen aan de invloed van Ahriman. Maar voor zover de Aarde in deze staat van vorst ook een Saturnus-bewustzijn heeft, een bewustzijn dat de mens bezat tijdens het bestaan op Saturnus, is zij verbonden met de mens.

            Nu voelt de Aarde slechts vaag aan, dat de mens in zijn lichaam, dat uit zijn stoffen bestaat, iets doet, wat zij niet kan doen, namelijk dat de mens in dit lichaam een bewustzijn ontwikkelt, dat in zijn geval alleen buiten het lichaam kan werken.

            En nu wordt de Aarde als gevolg hiervan gegrepen door een eigenaardig verlangen. Om dit schemerig verlangen van de Aarde beter te begrijpen, moet men de onderlinge verhouding kennen tussen de microkosmos en de macrokosmos. Zij verhouden zich namelijk zodanig tot elkaar dat zij elkaar aanvullen en naar elkaar verlangen. De grote wereld is voor de microkosmos een ideaal. Voor de macrokosmos daarentegen, evenals voor de Aarde, die eveneens een macrokosmisch wezen is, is de kleine wereld, die de geest kan opnemen, eveneens een ideaal. De microkosmos evenaart dus de grote, de macrokosmos de kleine wereld.

            In het duister streeft de Aarde ernaar om in de toekomst te worden wat de mens nu is, om zich ook innerlijk te kunnen vergeestelijken, want zij wil goed worden, zich met het goede doordringen. Het zou zich willen omkeren om het ware mens-zijn in zich te dragen. Omdat het echter een macrokosmisch wezen is, streeft het er niet alleen naar de individuele mens in zich op te nemen, maar zou het graag de verblijfplaats worden voor het grote kosmische-Ik, zijn lichaam. Zij tracht zich tot dit grote kosmische-Ik te verhouden zoals een individueel menselijk lichaam zich tot zijn Ik verhoudt.

            Met welke middelen wil de Aarde nu haar schemerige verlangen vervullen? Zij wil het vervullen door zich te voeden met de mens. En de voeding van de Aarde die zij nodig heeft is namelijk - de lijken van aardse menselijke wezens. Het menselijk lichaam dat zij de mens geeft bij zijn geboorte is wat zij terug wil na de dood van de mens. Want de mens bezit de wonderbaarlijke gave door de moraliteit van zijn denken, voelen en willen om de aardse substantie te vergeestelijken. En de mens zou dit zonder belemmeringen kunnen bereiken, zou de Aarde de voeding kunnen geven die zij nodig heeft, ware het niet dat de zondeval van de mens had plaatsgevonden.

             Nu heeft, zoals wij weten, de zondeval plaatsgevonden, als gevolg waarvan de gehele relatie tussen de mens en de Aarde anders is geworden. In plaats van een ideaal te blijven, in plaats van de ware menselijke natuur in hem te openbaren, werd de versplinterde Mens een verleiding voor de Aarde. Want de materialiteit die de mensen na hun dood aan de Aarde leverden, werd voor haar steeds giftiger, bedwelmend en benevelend.

            Het vage verlangen van de Aarde om de mens innerlijk op te nemen, blijft echter bestaan. En als de taak van de mens niet meer kan geschieden door een vergeestelijking van de aardse substantie, dan tracht de Aarde dit op een andere wijze te volbrengen, namelijk door de materialisatie van de menselijke geest.  Daar zij van de mens geen geestelijke verkwikking ontvangt, tracht zij hem te verleiden. Daarin komt de dubbele natuur van de Aarde tot uiting, die evenals Kundry uit de Graallegende tegelijk een dienstmaagd van de Graal en een medium van Klingsor is.

            Als men deze neiging van de Aarde kent om de Mens innerlijk op te nemen, dan wordt het begrijpelijk wat er met de Aarde zou moeten gebeuren, als Christus niet op de Aarde zou zijn verschenen. Dan zou de Aarde meer en meer een medium van Klingsor zijn geworden en als een Kundry de Mens meer en meer verleiden. Na verloop van tijd zou het de mens verslinden. Want dan zou niet de Aarde het menselijk bewustzijn verwerven, maar zou de mensheid zich terug ontwikkelen tot het trance-bewustzijn van vroeger, tot een bewustzijn dat een terugkeer zou zijn naar het oude Saturnus-bewustzijn. De hele ontwikkeling van de mensheid zou dan, volgens de bedoelingen van Ahriman, achteruit moeten gaan en eindigen in het niets. Voor de mensheid zou deze achterwaartse ontwikkeling echter een val in de hel betekenen.

              Christus is echter in de wereld gekomen en is net als alle stervelingen door de dood gegaan. Hij heeft het verlangen van de aarde vervuld. Aan deze Enige, aan deze Allerhoogste heeft de Aarde haar beste geschonken, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Saturnus, als het fysieke fantoom van de Mens, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Zon als het etherische, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Maan als het astrale. Alle koninkrijken der natuur geven hun edelste voor de omhulsels van dit Heilig Lichaam. En in deze edele kosmische omhulsels van de lichamelijkheid van Jezus, in deze ware microkosmos, daalde het grote macrokosmische Ik van de mensheid, zoals een menselijk Ik daalt in een normaal proces van zelfbewustwording.

            Zo werd uit de edelste substanties van de aarde als het ware een Graalbeker gevormd, waaruit de Aarde kon verkrijgen wat zij van meet af aan nodig had: de heilige verkwikking van de Graal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

NOOT VAN DE VERTALER - Over de identiteit en het werk van Valentin Tomberg als de gereïncarneerde Hermes Tresmegistos

In het tweede deel getiteld "Het Mysterie van Golgotha en de Hemel" van dit 5-delige ontzagwekkende essay uit de bundel van vroege...