En nu komen we bij de tweede vraag: Laten we ons afvragen wat het Mysterie van Golgotha voor de Aarde betekent en wat er met de Aarde zou gebeuren als dit heilige mysterie niet had plaatsgevonden?
Om deze vraag te kunnen
beantwoorden, moet men eerst duidelijk weten wat de Aarde eigenlijk is. Wanneer
men voor de kennis van de wereld de mens als maatstaf van alle dingen wil
gebruiken, zoals de ouden plachten te doen, dan zal men tot zichzelf moeten
zeggen, dat de Aarde niets anders is dan een achterlijke, omgekeerde mens, en
dat de Goden van hun kant vergevorderde menselijke wezens zijn.
Want de Aarde verlangt evenzeer naar
een ware mensheid, als de Goden op deze mensheid rekenen in hun verdere
ontwikkeling.
Als een achtergebleven, omgekeerde
mens heeft de Aarde een geest, een bewustzijn, dat door de huidige mens allang
is overwonnen, maar dat hij bezat in de oude Saturnus-periode. Dit alomvattende
Saturnusbewustzijn van de Aarde is echter afgestompt doordat zij niet meer in
die staat van warmte verkeert waarin de mens vrij was om te leven, maar in een
staat van kosmische vorst. Zoals nu warmte een uitdrukking is van goddelijke
liefde, liefde zo krachtig dat zij ook van buitenaf kan worden waargenomen, zo
is kosmische vorst een uitdrukking van Ahrimans haat. Aangezien de Aarde
hierdoor in een staat van vorst is gebracht, moest zij wel ten prooi vallen aan
de invloed van Ahriman. Maar voor zover de Aarde in deze staat van vorst ook
een Saturnus-bewustzijn heeft, een bewustzijn dat de mens bezat tijdens het
bestaan op Saturnus, is zij verbonden met de mens.
Nu voelt de Aarde slechts vaag aan,
dat de mens in zijn lichaam, dat uit zijn stoffen bestaat, iets doet, wat zij
niet kan doen, namelijk dat de mens in dit lichaam een bewustzijn ontwikkelt,
dat in zijn geval alleen buiten het lichaam kan werken.
En nu wordt de Aarde als gevolg
hiervan gegrepen door een eigenaardig verlangen. Om dit schemerig verlangen van
de Aarde beter te begrijpen, moet men de onderlinge verhouding kennen tussen de
microkosmos en de macrokosmos. Zij verhouden zich namelijk zodanig tot elkaar dat
zij elkaar aanvullen en naar elkaar verlangen. De grote wereld is voor de
microkosmos een ideaal. Voor de macrokosmos daarentegen, evenals voor de Aarde,
die eveneens een macrokosmisch wezen is, is de kleine wereld, die de geest kan
opnemen, eveneens een ideaal. De microkosmos evenaart dus de grote, de
macrokosmos de kleine wereld.
In het duister streeft de Aarde
ernaar om in de toekomst te worden wat de mens nu is, om zich ook innerlijk te
kunnen vergeestelijken, want zij wil goed worden, zich met het goede
doordringen. Het zou zich willen omkeren om het ware mens-zijn in zich te
dragen. Omdat het echter een macrokosmisch wezen is, streeft het er niet alleen
naar de individuele mens in zich op te nemen, maar zou het graag de
verblijfplaats worden voor het grote kosmische-Ik, zijn lichaam. Zij tracht zich
tot dit grote kosmische-Ik te verhouden zoals een individueel menselijk lichaam
zich tot zijn Ik verhoudt.
Met welke middelen wil de Aarde nu
haar schemerige verlangen vervullen? Zij wil het vervullen door zich te voeden
met de mens. En de voeding van de Aarde die zij nodig heeft is namelijk - de
lijken van aardse menselijke wezens. Het menselijk lichaam dat zij de mens
geeft bij zijn geboorte is wat zij terug wil na de dood van de mens. Want de
mens bezit de wonderbaarlijke gave door de moraliteit van zijn denken, voelen
en willen om de aardse substantie te vergeestelijken. En de mens zou dit zonder
belemmeringen kunnen bereiken, zou de Aarde de voeding kunnen geven die zij
nodig heeft, ware het niet dat de zondeval van de mens had plaatsgevonden.
Nu heeft, zoals wij weten, de zondeval
plaatsgevonden, als gevolg waarvan de gehele relatie tussen de mens en de Aarde
anders is geworden. In plaats van een ideaal te blijven, in plaats van de ware
menselijke natuur in hem te openbaren, werd de versplinterde Mens een
verleiding voor de Aarde. Want de materialiteit die de mensen na hun dood aan
de Aarde leverden, werd voor haar steeds giftiger, bedwelmend en benevelend.
Het vage verlangen van de Aarde om
de mens innerlijk op te nemen, blijft echter bestaan. En als de taak van de
mens niet meer kan geschieden door een vergeestelijking van de aardse
substantie, dan tracht de Aarde dit op een andere wijze te volbrengen, namelijk
door de materialisatie van de menselijke geest.
Daar zij van de mens geen geestelijke verkwikking ontvangt, tracht zij
hem te verleiden. Daarin komt de dubbele natuur van de Aarde tot uiting, die
evenals Kundry uit de Graallegende tegelijk een dienstmaagd van de Graal en een
medium van Klingsor is.
Als men deze neiging van de Aarde
kent om de Mens innerlijk op te nemen, dan wordt het begrijpelijk wat er met de
Aarde zou moeten gebeuren, als Christus niet op de Aarde zou zijn verschenen.
Dan zou de Aarde meer en meer een medium van Klingsor zijn geworden en als een
Kundry de Mens meer en meer verleiden. Na verloop van tijd zou het de mens
verslinden. Want dan zou niet de Aarde het menselijk bewustzijn verwerven, maar
zou de mensheid zich terug ontwikkelen tot het trance-bewustzijn van vroeger,
tot een bewustzijn dat een terugkeer zou zijn naar het oude
Saturnus-bewustzijn. De hele ontwikkeling van de mensheid zou dan, volgens de
bedoelingen van Ahriman, achteruit moeten gaan en eindigen in het niets. Voor
de mensheid zou deze achterwaartse ontwikkeling echter een val in de hel
betekenen.
Christus is echter in de wereld gekomen en is net als alle stervelingen
door de dood gegaan. Hij heeft het verlangen van de aarde vervuld. Aan deze
Enige, aan deze Allerhoogste heeft de Aarde haar beste geschonken, al het
edelste wat is achtergebleven van de oude Saturnus, als het fysieke fantoom van
de Mens, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Zon als het
etherische, al het edelste wat is achtergebleven van de oude Maan als het
astrale. Alle koninkrijken der natuur geven hun edelste voor de omhulsels van
dit Heilig Lichaam. En in deze edele kosmische omhulsels van de lichamelijkheid
van Jezus, in deze ware microkosmos, daalde het grote macrokosmische Ik van de
mensheid, zoals een menselijk Ik daalt in een normaal proces van
zelfbewustwording.
Zo werd uit de edelste substanties
van de aarde als het ware een Graalbeker gevormd, waaruit de Aarde kon
verkrijgen wat zij van meet af aan nodig had: de heilige verkwikking van de
Graal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten