Nadat wij het Mysterie van Golgotha in het licht van "De Filosofie van de Vrijheid" hebben gezien als een eindoverwinning op Lucifer en Ahriman, die in de loop van de wereldgeschiedenis werd behaald door het hogere IK van de mensheid, door Christus, ontstaat de behoefte ons ook af te vragen welke betekenis deze overwinning op Lucifer en Ahriman heeft voor het hele universum.
Wij voelen nu de behoefte om de
algehele betekenis van het Mysterie van Golgotha te begrijpen, namelijk de
betekenis ervan voor alle drie koninkrijken van de wereld: voor het hemelse,
voor het aardse en voor het menselijke koninkrijk.
Wij vragen ons dus af: Wat is de
betekenis van het Mysterie van Golgotha voor de hemel? Wat is de betekenis van
het Mysterie voor de aarde? Wat is de betekenis voor de mensheid? Wij moeten
ons afvragen, wat nodig is voor de hemel, de aarde en de mensheid, waar deze
drie werelden naar verlangen en wat er met hen zou gebeuren, als Christus niet
gekomen zou zijn.
Eerst zullen wij onze aandacht
richten op de hemel en de Goden raadplegen. Maar hier betreden wij een gebied
dat eigenlijk buiten het normale, aardse voorstellingsvermogen ligt. De hoogste
waarheden van de wereld kunnen alleen worden uitgedrukt in de vorm van
paradoxen. Daartoe moeten wij echter bepaalde axiomatische begrippen uit de weg
ruimen. Pas wanneer bepaalde voorstellingen, verkregen uit de aardse wereld,
ons niet meer in de weg staan, krijgen wij de mogelijkheid om vruchtbaar na te
denken over de oergeheimen van de goddelijke werelden.
Iets dergelijks moet zich ook op het
gebied van de wiskunde voordoen. Zolang men wilde vasthouden aan het principe
dat de rechte lijn de kortste afstand is tussen twee punten, was het niet
mogelijk een theorie te construeren over de vierdimensionale ruimte. Zo moeten
wij ons ook met betrekking tot de kennis van bepaalde waarheden van hogere
werelden bevrijden van bepaalde aardse principes, namelijk van de opvatting dat
het bovenste bovenaan is en het onderste onderaan, dat het binnenste binnen is
en het buitenste buiten. In de hogere werelden is het een feit dat men, om op
te stijgen, moet afdalen, en dat men, om binnen te komen, zich aan de
buitenkant moet openbaren. Hoe dieper men daar afdaalt, hoe hoger komt men, en
hoe meer men naar buiten gaat, hoe meer men doordringt in het binnenste.
Hoe dieper een wezen in het bestaan
regeert, hoe hoger het staat. En dat is de reden waarom God de Vader het
hoogste wezen van de wereld is, omdat Hij heerst over het laagste.
Hij is het die slechtheid bepaalt
als kwaad en goedheid als goed. Verheven boven beide wordt Hij daarom de
oergrond van de wereld. Hij vestigt de polariteit tussen het goede en het
kwade, omdat Hijzelf boven beide verheven is. Het hele wereldproces berust dus
op een polariteit tussen het goede en het kwade, een polariteit die door de God
de Vader wordt ingesteld en opgeheven. Want Hij is de sluimerende boven
beide. Het goede is hier, omdat God de
Vader vanaf het oerbegin in de eeuwigheid het kwade erdoor overwint. Het kwade
is hier als steun voor het goede, dat door de eeuwige overwinning van het kwade
als zodanig bewust wordt van zichzelf. Tussen deze twee polen beweegt zich in
eeuwige spanning de stroom van wezens, die van beneden naar boven opstijgt, die
van boven naar beneden stroomt.
Het rustende wil bewegen, het
zelf-bewegende wil rusten. Het in-de-rust-zelf-bewegende is duur, het in-de-beweging-rustende
is eeuwigheid. En het is naar het deze in-zichzelf-bewegende-rustende, naar God
de Vader, dat alle wezens van de goddelijke wereld streven, want zij weten dat
in Hem de zin van de wereld verborgen ligt. Hem aanschouwen zij vanaf het
oerbegin, vóór de schepping van de wereld in de hoogte. Vanaf het oerbegin
waren zij in staat Hem te aanschouwen, maar zij waren niet in staat Hem te
naderen, niet in staat Hem te bereiken in Zijn hoogten. En hieruit bestond de
onvolmaaktheid van hun natuur, namelijk dat zij God de Vader konden
aanschouwen, maar niet in staat waren Hem te bereiken.
Om tot de Vader te komen, moesten de
Goden hun weg naar beneden vervolgen. In
uiterste duisternis moesten zij een wereld scheppen om door te dringen tot hun
eigen innerlijk. Zij moesten over het laagste rijk heersen om het hoogste te
bereiken. En vanuit het besef van hun eigen onvolmaaktheid, vanuit het
verlangen naar goddelijke zelfkennis, naar de verkenning van hun eigen
essentie, werden de Goden de scheppers van de wereld. Op die manier ontwaakten
zij tot een scheppende activiteit, omdat zij wisten dat zij alleen van beneden
naar buiten het hoogste en meest innerlijke doel konden bereiken; het beeld van
de Drie-enige Godheid.
Het is dit beeld van de Allerhoogste
dat de mens zou moeten worden. In de mens die door de Goden geschapen was, was
de betekenis van de wereld voor hen verborgen. Deze betekenis van de wereld
moest nog door de Goden doorgrond worden, via de mensen moest God de Vader het
heilige der heiligen aan hen openbaren. Maar eonen gingen voorbij en God de
Vader zweeg...
God de Vader zweeg vanaf het begin
van de kosmische tijd tot het uur dat God de Zoon moest sterven. Het goede
scheppend, het kwade beheersend, boven beide verheven bleef Hij zwijgend over
Zijn diepgaand oerplan van de wereldevolutie, waarin ook het kwade een rol
moest spelen om in het goede te worden omgevormd.
In stilte liet Hij de kosmische tijd
ontstaan, in stilte liet Hij de zondeval van de mens plaatsvinden, in stilte
gedoogde Hij de steeds groeiende, tragische stemming van de Goden, die na de
zondeval van de mens steeds scherper werd.
Want het was deze tragische stemming
van de Goden, deze groeiende spanning van hun ervaringen, die nodig was als
voorbereiding op de proeftijd van de goddelijke inwijding, de gewelddadige
inwijding in het geheim van de dood, die zij moesten ondergaan op het uur van
het Mysterie van Golgotha.
Oorspronkelijk was deze betekenis
van de zondeval van de mens ook voor de Goden een raadsel, zodat zij de
zondeval moesten ervaren als een mislukking van hun eigen ontwikkelingsplan.
Want volgens dit goddelijke ontwikkelingsplan werd de mens geacht zondeloos te
blijven en het kwaad alleen van buitenaf te aanschouwen, maar het niet
innerlijk in zich op te nemen. En God moest zich aan deze zondeloze mens
openbaren, niet in de gestalte van de Gekruisigde, maar als het eeuwige leven.
Pas op Golgotha werd het diepe grondplan van de Vader geopenbaard, volgens
hetwelk de dood niet door het eeuwige leven, maar door de dood zelf moest
worden overwonnen. Iets geheel nieuws en nooit eerder gezien werd door deze
overwinning op de dood door de dood voor de Goden geopenbaard. Want terwijl de
Goden hun plan ontleenden aan een ervaring die voortkwam uit werelden die
voorafgingen aan het bestaan van het oude Saturnus, terwijl zij dus hun plan
schiepen vanuit een oneindig ver verleden, kwam het oergrondplan van de Vader
voort uit de onuitsprekelijke hoogten van het oermysterie, uit een gebied dat
in het menselijk bestaan overeenkomt met de sfeer van de morele intuïtie. In
deze zin kan de kruisiging op Golgotha door ons worden beschouwd als een morele
intuïtie van de Vader, die door de morele fantasie van de Zoon en de morele
techniek van de Geest in de loop van de wereldgeschiedenis werd gerealiseerd.
De horizontale lijn van het
evolutieplan van de Goden, dat leidde van een oneindig verleden naar een
oneindige toekomst, werd doorkruist door de verticale lijn van de morele
intuïtie van de Vader. En op het punt waar beide assen elkaar kruisten,
ontstond het kruis van Golgotha. In krachtige beelden van de historische
werkelijkheid sprak de Vader dat uit wat wij nu kennen als de drie
Rozenkruiserspreuken: De wereld die uit de Vader geboren is, moet in Christus
sterven om in de Heilige Geest te kunnen herrijzen. De ontwikkeling van de
wereld is gebaseerd op het overwinnen van de dood. Door de ontwikkeling van de
wereld verslaat de Heilige Drievuldigheid de dood.
Op het uur van het Mysterie van
Golgotha werden de Goden ingewijd in dit grote geheim van de Vader. Het was een
enorme schok voor de goddelijke inwijding die zij moesten ondergaan. En de
tragiek van deze goddelijke inwijding was zelfs oneindig veel groter dan die
tragische stemming die een menselijke ingewijde moet ondergaan. Zo tragisch als
de dood is, zo tragisch is elke inwijding en zou zij niet tragisch zijn, dan
zou zij niet ook gevolgd kunnen worden door de vreugde van de verrijzenis. Tragisch, oneindig tragisch was de stemming
van de Goden op het uur van de kruisiging. Een onbeschrijfelijke ontsteltenis
overviel alle wezens van de hemelse wereld. En deze ontsteltenis van de Goden vond
haar uitdrukking in de verduistering van de zon, die zich tijdens het uur van
de dood, van de kruisiging, over het gehele gebied van de Aarde daar
uitspreidde. Doordat de maan zich tussen de zon en de Aarde plaatste, werd niet
alleen de zon door de Aarde bedekt, maar ook de Aarde door de zon. Het lijk van
de Aarde, de maan, bedekte het heilige mysterie van de Kruisiging. De Aarde lag
dood onder het doodskistdeksel van de maan voor de Goden; het Goddelijke Woord
van de Vader, de betekenis van de wereldevolutie, lag dood in de Aarde.
Op die manier moesten de
onsterfelijken dus de dood van het Woord ondergaan - dit was hun goddelijke
inwijding in het mysterie van de dood, een ervaring die de basis moest zijn
voor hun hele toekomstige ontwikkeling.
Zij moesten ervaren hoe hun heilige
essentie, het Kosmische Ik, verdween in de duisternis van het rijk van de dood.
Maar spoedig daarna ervoeren zij hoe dit Heilige der Heiligen weer opsteeg uit
dit rijk van dood en duisternis als een overwinnaar over de dood. En de heilige
en verheven betekenis van de wereld werd aan hen geopenbaard, die als het
geheim van de Vader vanaf het oerbegin in Zijn boezem rustte. Van nu af aan
wisten zij waarom zij scheppen, waarom de wereld geboren moet worden en waarom
zij moet sterven. De kruisiging van de Allerhoogste als een synthese van
geboorte en dood, als een gelijktijdige overwinning op de aarts-Lucifer van de
tijd en de aarts-Ahriman van de ruimte stond voortaan altijd voor hen. Op deze
wijze werd het grote verlangen van de Goden naar zelfkennis vervuld. Door nu neerwaarts
te kijken naar Golgotha stelden zij de Allerhoogste vast; door naar de dood te
kijken erkenden zij de aard van de Vader en de weg die tot Hem leidde.
En door aldus neerwaarts te kijken
naar het Kruis van Golgotha mochten zij nog iets anders ervaren, iets zeer
belangrijks, waarmee hun hele toekomstige zending verbonden was. Zij ervoeren
namelijk dat het Mysterie van Golgotha een enorm keerpunt in de tijd betekende.
Want de aarts-Lucifer, de tijd, werd door dit mysterie van de gekruisigde Godsman
bekeerd en verkreeg voortaan de macht om de drievoudige ontkenning van Gods
bestaan in een moment van ruimte geleidelijk te overwinnen.
De tijd, die zich vóór het Mysterie
van Golgotha steeds verder verwijderde van de Heilige Drie-eenheid, kreeg door
het Kruis van Golgotha de geweldige impuls om voortaan op te stijgen, om op te
stijgen naar die sfeer waar het begin weer verbonden kan worden met het einde,
de A met de O. En zoals op de oude Saturnus, op de oude Zon en op de oude Maan
de tijd steeds armer werd, omdat zij eerst door de Vader, daarna door de Zoon
en tenslotte door de Heilige Geest werd verlaten, zo zal zij zich krachtens het
grote offer van Christus van Golgotha op de toekomstige bestaansniveaus van
Jupiter, Venus en Vulcanus eerst met de Geest, dan met de Zoon en tenslotte met
de Vader verenigen.
Aan het einde van Vulcanus zal de
tijd weer overvloeien in de eeuwigheid, hetgeen zal geschieden door een
volledige overwinning van de ruimte. Verzadigd door de geest en de Zoon zal de
tijd dan kunnen terugkeren naar de Vader, door het gebied van de Cherubijnen
die op de drempel van de eeuwigheid waken.
En alle wezens die zich ontwikkelen in de stroom van de tijd, de hele
oneindige overvloed van de kinderen van de tijd, zullen in staat zijn de eeuwigheid
binnen te stromen, tot waar de eeuwigheid omgord zal worden door de tijd als in
een cirkel waar de tijd opnieuw zijn slangenstaart zal vangen, de A verbindend
met de O. En de Goden zullen, door het aanschouwen van deze wonderbaarlijke
bekering van de aarts-Lucifer, van de tijd, beseffen hoe zij in de toekomst
moeten werken om deze verlossing van de tijd en al zijn kinderen op eigen
kracht te helpen. Met het oog op het grote offer van Christus nemen de drie
hiërarchieën een heilig besluit om reeds in het heden voor alle kinderen van de
tijd een voorbeeld te stellen in de geest van de drie toekomstige stadia van de
evolutie van de aarde en voor de mensheid te staan als toonbeelden van de
toekomst.
Zo stelt de derde hiërarchie reeds
nu in de geest een voorbeeld van het Jupiter-stadium voor de mensheid, en
evenzo de tweede hiërarchie door een voorbeeld te stellen van het
Venus-stadium, terwijl de eerste hiërarchie hetzelfde doet met betrekking tot
het Vulcanus-stadium.
Zo stellen de Goden zich op als een
lichtende ladder van de hoge idealen die aan de evolutie van de wereld ten
grondslag liggen, om de bekeerde kosmische tijd, aarts-Lucifer, de weg naar de
Vader te wijzen. Dit zouden zij echter nooit kunnen doen, indien Golgotha niet
had plaatsgevonden, want alleen Golgotha geeft ook aan de werkzaamheid van de
Goden een hogere betekenis door hen de weg te wijzen naar de Allerhoogste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten